De zin en onzin van een gebouwbeheersysteem (GBS)
Als adviseur van gebouwinstallaties word ik regelmatig geconfronteerd met het verwisselen van doel en middel. Ik heb dit ook al eens eerder in een blog aangekaart omtrent het aspect “duurzaamheid” (zie Blog d.d. 28-6-2016: Duurzaamheid in ontwerpproces, doel of middel?)
Ook als het gaat om het toepassen van een gebouwbeheersysteem, merk ik dat dit soms als basis wordt beschouwd en waar de techniek op “aangesloten” wordt. Ik vind dit geen goede benadering, omdat dit zeker geen basis is maar pas op het eind van de reeks middelen die nodig zijn om een comfortabel gebouw te ontwerpen aan bod komt (ja, het is een “middel” inderdaad!).
Want hoe ziet de ideale wereld eruit als we in de breedste zin het comfort en welbevinden in een gebouw beschouwen. In onderstaande opsomming doe ik een poging om dit te benaderen. Je zou dit kunnen beschouw als de moraal van dit verhaal.
Dus welke volgorde zou je moeten hanteren om de ideale wereld enigszins te benaderen:
Een ideaal ontworpen gebouw:
- Is afgestemd op het gebruik, de gebruiksfunctie, de omgeving en generaties ná ons
- Is zo ontworpen dat het geen klimaatinstallaties nodig heeft
- De ventilatiegraad is voldoende door natuurlijke trek, zodat de luchtkwaliteit binnen acceptabele grenzen blijft, zonder dat dit leidt tot overmatig ventileren en/of discomfort
- Het warmteverlies en warmteoverschot in gedurende het gehele jaar zodanig in balans dat de temperatuur, luchtvochtigheid binnen acceptabele comfortgrenzen blijft
Stel dat het je niet lukt dit ideale gebouw te ontwerpen, en dat komt nogal eens voor, dan zal je toch iets met installaties (een middel) moeten gaan doen.
Een ideaal ontworpen klimaatinstallatie:
- Is zo ontworpen dat de warmteafgifte en/of koude opname optimaal is afgestemd op de variërende belastingen in het gebouw
- Is qua dimensionering zodanig ontworpen zodat er geen inregelvoorzieningen nodig zijn, de leidingdiameters inclusief hulpstukken zodanig zijn gekozen opdat de volumestromen volledig in balans zijn
- Klimaatinstallaties compenseren alle “stoorinvloeden” maximaal, zodat het comfort voor alle gebruikers in het gebouw ruim binnen acceptabele grenzen blijft zonder hierbij overlast en/of (lokaal) discomfort te veroorzaken
- Heeft geen of nauwelijks een (na-)regeling nodig
Ook de ideale klimaatinstallatie blijkt in de praktijk moeilijk te realiseren, dus zal je als aanvullende middelen de nodigde inregelvoorzieningen en centrale en/of eventuele lokale regelingen moeten opnemen.
Een ideaal ontworpen regelinstallatie voor de klimaatinstallatie:
- Is zeer eenvoudig en overzichtelijk in het gebruik
- Kan door elke gebruiker of groep gebruikers van een comfortzone in het gebouw op eenvoudige wijze worden ingesteld en/of aangepast
- Geeft de nodige informatie/signalen indien er onderdelen niet goed functioneren
- Kan eventueel op afstand worden bediend en/of uitgelezen
Een goede standaard* regelinstallatie kan worden ontworpen zonder uitgebreid GBS. In sommige gevallen schiet de standaard regelinstallatie te kort en is het toepassen van een (uitgebreid) GBS de oplossing. Maar niet altijd is er een behoefte aan de extra’s die een GBS biedt. Het is daarom van belang goed van te voren te bepalen op welke onderdelen een standaard regelinstallatie niet goed kan functioneren en waar je dus de regeling als uitgebreid GBS zou moeten uitvoeren.
Er zijn tegenwoordig steeds meer lokale regelingen die ook de mogelijkheid bieden om op afstand de regeling van het desbetreffende apparaat/toestel te beheren. Denk bijvoorbeeld aan Webbased regelingen van een luchtbehandelingskast. Je kunt deze regelaar wel aansluiten op een GBS maar dit is niet per se noodzakelijk. Als je voornamelijk de luchtbehandeling wilt kunnen beheren op afstand dan zou bijvoorbeeld een Webbased regelaar voldoende zijn.
* Onder standaard regelinstallatie bedoel ik in dit verband regelinstallaties die centraal en/of lokaal in het gebouw zijn opgesteld en die alle noodzakelijke regelfuncties hebben om de klimaatinstallaties op centraal en lokaalniveau goed te kunnen instellen en regelen. Het is hierbij niet of slechts beperkt mogelijk om op afstand te bedienen en/of uit te lezen.
De afweging
Op basis van bovenstaande is het daarom belangrijk een goede afweging te maken bij het kiezen voor een GBS. In onderstaand overzicht heb ik daarom nog even de bij mij bekende voor- en nadelen uiteengezet, wellicht kan dit helpen om een juiste keuze te maken.
Voordelen GBS
- Informatie uit alle (deel-) systemen zijn op één centraal punt beschikbaar
- Informatie over het functioneren van de installatie(s), storingen en eventueel energiegebruik wordt beter zichtbaar en dus mogelijk beheersbaarder
- Vooral bij niet goed functionerende installaties kan dit leiden tot eerder ingrijpen waardoor er mogelijk minder klachten ontstaan en mogelijk geringer energiegebruik (denk bijvoorbeeld aan het registreren van de retourwatertemperatuur in een tapwatercirculatiesysteem
- Je kunt op afstand bepaalde instellingen doen zonder dat je fysiek naar/in het gebouw naar de regelkast moet om de wijzigingen in te stellen (m.u.v. de lokale regelingen die Webbased op afstand kunnen worden beheerd, zie opmerking in inleiding)
Nadelen GBS
- GBS is meestal aanzienlijk duurder dan standaard/lokale regelingen voor wat betreft de aanschaf, maar ook voor wat betreft het beheer waarvoor je in de meeste gevallen een abonnement voor afsluit.
- Een GBS vraagt om actieve deelnemers met specifieke kennis die regelmatig het systeem uitlezen en controleren, los van de automatische (storings-)meldingen. Hiervoor wordt er doorgaans een contract voor het beheer afgesloten met een externe partij, ook als er een inlogmogelijkheid is voor de gebouweigenaar/beheerder. Dit maakt je als gebouweigenaar afhankelijker dan dat de regeling volledig in eigen beheer plaatsvindt.
- Doordat het beheer van de gebouwinstallaties grotendeels uitbesteed wordt aan een externe partij (kan ook hoofd technische/facilitaire dienst zijn) staan de gebruikers in het gebouw letterlijk en figuurlijk verder af van de installaties met bijbehorende regelingen. In de praktijk leidt dit regelmatig tot frustraties van de gebruikers omdat zij “er niet bij” kunnen of “geen vat” hebben op de instellingen en regelingen in het algemeen.
- Bij faillissement/contractbreuk van de externe betrokken partij verloopt de overdracht van inloggegevens/informatie/software-updates etc. in de praktijk niet gemakkelijk
Conclusie:
In de installatietechniek wordt in veel situaties gekozen voor een Gebouwbeheersysteem (GBS).
Het lijkt bijna wel alsof dit systeem, met name bij wat omvangrijkere installaties, een minimum vereiste is om het comfort in een gebouw, en alles wat hiermee samenhangt, te kunnen waarborgen.
Eigenlijk komt het aspect regeling en GBS pas op het eind van het ontwerpproces aan de orde. Je zult eerst aan andere randvoorwaarden moeten voldoen om een comfortabel gebouw te kunnen realiseren. Als hier onvoldoende aandacht aan wordt besteed en het gebouw inclusief de hierin ondergebrachte klimaatinstallatie in de basis niet goed is, kan de regeltechniek (met of zonder GBS) dit niet oplossen. Daarnaast wordt het wel of niet kiezen voor een GBS wordt lang niet altijd goed overwogen. Er wordt al gauw beredeneerd hoe geavanceerder hoe beter. Dit is zeker niet het geval want ook in de installatietechniek geldt regelmatig “less is more”. Of anders gesteld je kunt beter een eenvoudig uitgevoerde installatie hebben die goed functioneert dan een geavanceerde installatie die slecht functioneert en waar niemand vat op heeft.
Toch is het ook weer niet zo zwart-wit. Er zijn natuurlijk situaties waar een GBS veel waarde kan toevoegen. Het gaat erom dat er op grond van de situatie en de voor- en nadelen van een GBS een juiste beslissing wordt genomen, want dat wordt mijns inziens lang niet altijd gedaan.